Blijf op de hoogte van nieuwe schrijfsels via mail of via RSS. Neem een kijkje in mijn boekenkast of spellenkast.

 




Ick weet niet wat het is met onse Nederlanders,
Want nevens hare taal soo spreken sy noch anders,
   Het is haar niet genoegh te spreken hare taal,
   Sy spreken Frans, end' Schots, Latijn, end' als de Waal.

Sy weten 't als een kock te menghen, end te scherven,
Om soo quansuys wat eers by and're te verwerven,
   De eene seyd, bon jour, mijn Heer, de and're weêr
   Seyd bona dies, Heer, end' swets soo even seer.

De grace, neen Monsieur, excuse moy sy spreken,
End doen niet anders als wat Frans den hals te breken,
   Dan koomter oock Señor, end' maackt den Spaanschen geck,
   In plaatse van voornoemd, is ditto nu den treck.

Van waar koomt ons dit toe te menghen soo de talen,
End' dan van dees' een woord, end' dan van die te halen,
   Is 't schaarsheyd in de taal? verwert ons die de spraack?
   Neen, d'hooghmoed die ons quelt is oorsaack van de saack.

- Adriaen Hoffer (1589 - 1644)

Schrijfsel
3 minuten

Ik trein naar huis met een passie die mijn ogen doet tranen en ik word teruggetrokken met eenzelfde kracht, in mijn buik voel ik de trein achterwaarts bewegen en hij stopt niet meer tot ik terug aan het begin ben aanbeland. Het is een moeilijk te beschrijven gevoel dat op een strakgespannen koord balanceert, tussen twee wolkenkrabbers in en ik ben vergeten welke kant ik op moet.

Een jong koppel gaat op de bank voor me zitten. Ze zijn beiden licht bezweet en hijgen een beetje na. Het meisje kijkt me met een schalkse blik aan en ik weet zeker dat ze zojuist een klaarblijkelijk erg bevredigende sessie geflikflooi achter de rug hebben in het enige, smerige toilet dat aan boord van de trein te vinden is. Ik sta recht en klap eenmaal in mijn handen, dan nog eens en nog eens en sneller klap ik en de hele trein klapt mee en barst uit in een oorverdovend gejuich. Als ik terug in mijn zetel zak kan ik enkel denken aan de praktische beslommeringen en ongemakken die in dat kleine kamertje moeten ontstaan zijn. Ouder worden, heet dat.

In de komende weken zal mijn leven niet meer bestaan uit reizen en treinen, schimmige Airbnb panden of Griekse zonsondergangen, ik zal niet meer over dezelfde banen wandelen waarover Alexander de Grote in zijn jeugd moet gehold hebben als hij vanonder een les met Aristoteles probeerde uit te komen. Allicht verwatert zo'n leven al snel weer in grote lijnen tot de gekende routines en tradities. Helemaal hetzelfde wordt het nooit meer, dat kan niet meer.

Het koppel is gezellig aan het babbelen geslagen, voor zover dat het Duits ooit erg gezellig kan klinken. Na enkele ogenblikken komt een wat rijpere vrouw van iets verderop in de coupé aangewandeld. Ze wijst erop dat we ons in een 'stille zone' bevinden en vraagt de geliefden op te houden met het kabaal. Als ze terug op haar plaats is gaan zitten maakt een grijsaard met een vreemde bolle hoed op het hoofd in de zetel naast ons een gemene opmerking over haar ter vermaak van ons, zijn publiek. Het merendeel van het publiek lacht net iets te luid. Ik irriteer me eerst aan het koppel, dan aan de rijpere dame, dan aan de grijsaard en, waarom ook niet, vervolgens aan de meesmuilers. Even later moet ik glimlachen om mezelf - jij chagrijnige dertiger jij -, mijn ergernis smelt weg en ik klap mijn laptop open.

Een groot deel van de literatuur is een verwoede poging om melancholie in woorden te vatten. Ik heb er goede hoop op dat het binnenkort eens gaat lukken.

Image
De werkdag zit er bijna op voor Helios in Thessaloniki
Schrijfsel
3 minuten

Een echte man spant voortdurend - twentyfourseven zoals dat heet bij continu Engels spuiende hippe vogels - al zijn spieren op tot het uiterste, het voorhoofd chronisch glanzend van het zweet dat in dunne stroompjes het grondwater tegemoet stroomt. Of je nu aan het genieten bent van een Sweda-massage waarbij je chakra's wagenwijd opengevouwen worden door een ondeugend kijkend vrouwtje dat niet aflatend zoete woordjes in je oor fluistert, of 's avonds languit onderuitgezakt in de zetel je favoriete vermaak op televisioneel gebied ligt te versmaden na een lange dag telefoonhoesjesverkopen als telefoonhoesjesverkoper in het telefoonhoesjesverkooppunt, elke vezel van je bij voorkeur veel te specifiek getrainde lichaam staat voortdurend op het punt van net niet knappen, gebeurlijke showaders netjes bovenop. 

Glimlachen zit er niet in voor venten van de authentiekste soort. Lachen is gezond, een glimlach zorgt voor soepelere communicatie en stimuleert bovendien de aanmaak van dopamine en serotonine waardoor je je automatisch blijer en gelukkiger gaat voelen. Stierenkak. Een gezicht dat permanent in een soort prototypisch neandertalige frons is geplooid en waarbij de ogen een nauwelijks verholen ondertoon van primitieve razernij herbergen is het ideaalbeeld dat zelfs in Da Vinci's werk naar voren komt als hij de lichaamsverhoudingen van Vetruvius tot leven brengt. Zonder trouwens afbraak te willen doen aan de onmetelijke complexiteit van samenlevingen en sociale verhoudingen die we kunnen terugvinden bij neanderthalers of andere uitgestorven mensensoorten, tot zo'n niveau verlaagt zelfs een man van jouw statuur zichzelf niet.

Bedek je lichaam zo min mogelijk. Idealiter draag je enkel een klein slipje met panterprint, mogelijks geaccentueerd middels een tattoo die je in Thailand liet zetten in een schrift dat je zelf niet kan lezen maar waarvan je behoorlijk zeker bent dat het 'kracht' betekent want dat heeft de persoon die je lichaam beïnkte je bij hoog en laag verzekerd, al begin je daar zo onderhand wel aan te twijfelen aangezien mensen je schelms nawijzen als je ze op straat voorbij wandelt. In werkelijkheid staat er 'square' ook al was je there en de belhamels die je buiten weghonen weten dat evenmin. De brilglazen van de zonnebril die je ook draagt wanneer het bewolkt is en een motregen je kale bast benevelt hebben dan weer de vorm van een squircle, de meest perfecte vorm in het voor ons bekende universum.

Ten slotte naar Sean Lock, een van de radste en scherpste tongen die de Britse comedygemeenschap - toch al niet gespeend van radde en scherpe tongen - gekend heeft. Een ware man's man spoelt volgens hem slechts eenmaal door. Het maakt niet uit wat er in dat kleinste kamertje allemaal is gebeurd, je trekt één keer door, verdwijnt en kijkt niet meer om. Denk je dat John Wayne zich druk maakte om wat anderen zouden aantreffen na hem? Neen. Amen.

Ga heen en vermenigvuldigt u alstublieft niet.

Schrijfsel
3 minuten

In de platonische traditie moet het idee van een boek welhaast zeker een fysieke vorm aannemen. Een boek dat je kan vastnemen en openslaan, waaraan je kan ruiken (oh de typische nieuweboekengeur van lijm en inkt en bewerkt papier, oh de stoffige oudeboekengeur van geschiedenis en rook en hout en aarde), waarin je de woorden kan voelen, waarin je onuitwisbare aantekeningen maakt, waarvoor je de mooiste bladwijzer uitzoekt of een stukje gescheurde krant. Een boek waaraan je ziet dat het gelezen is, aan scheurtjes in de pagina's, gevouwen hoeken, rimpels in de boekenrug - van ouderdom, van leesgenot dat tastbaar is geworden.

Ik ga op reis en ik neem mee: bij voorkeur een extra koffer, tot aan de rand gevuld met leesvoer, die ik overal met graagte meezeul want meer boeken betekent meer keuze betekent meer plezier. In het onhebbelijke voorval dat er maar één tas mee kan laat ik wel enkele t-shirts thuis, samen met de lange broek die ik toch niet zal dragen, een extra trui en, ach ja, met een onderbroek of drie, vier komt een mens wel even toe, nee?

Vandaag kan je praktischer reizen. Of nee, dat kon vroeger ook al. Je kon als een halve gek niet één boek meeslepen en je dagen vullen met uitstappen naar fotowaardige trekpleisters (met die foto's kon je na de vakantie je ongeïnteresseerde familieleden en onfortuinlijke vrienden tot slapens toe vervelen middels een eindeloze diavoorstelling), zwemmen in het diepblauwe water van de Mediterraanse Zee, dansen in zuiderse dartelcafés, bruinbakken onder het genot van slappe cocktails waarvan de derde of de vierde altijd in het zand belandde. Voordeel van die aanpak was dat je voor elke dag een vers onderbroek meehad. Nadeel was dat je niets had gelezen en je dus - laten we een schlemiel een schlemiel noemen - je vakantie compleet en algeheel verkwanseld had. Nu neem je eenvoudigweg een e-reader mee van ten hoogste enige honderden grammen waarop duizenden boekwerken je toelachen.

Terecht schoof ik deze vorm van moderne efficiëntie zo lang mogelijk voor mij uit. Terecht zal ik in de komende jaren ook enkel gebruik maken van deze depreciatie van het geprinte boek als het echt, écht niet anders kan. Ik moet toegeven: het is verdomd handig, het leest best oké, je kan in het donker gewoon blijven verder lezen, boeken die je in hun fysieke vorm krampen van jewelste zouden bezorgen in je vingers wegen nu evenveel als een au fond nietszeggend, zenuwachtig pamfletje van Tom Van Grieken. Maar. Het is geen Boek. Je hebt niet 'het' gevoel, het digitale formaat schept een soort van kunstmatige afstand tot de woorden. Het is oké als noodoplossing, als het moet, als praktische overweging, niet meer dan dat. 

Wanneer het kan kies ik dus wel voor pockets en hardcovers, een dwarsligger zelfs nu en dan, als ik in een ondeugende bui ben. Het is nu net nog wachten op iemand die deze webstek in boekvorm uitgeeft. Gegadigden kunnen een zwaar gefrankeerde postkaart sturen naar eender welk adres in San Marino, die komt wel terecht.

Schrijfsel
3 minuten

Als jij niet meer weet wie ik ben. Wanneer ik in je ogen kijk en enkel verwarring kan ontwaren. Je spreekt me dan aan met 'meneer' of denkt dat ik werk in het woonzorgcentrum waar je sinds een jaar, een week, een decennium of wat verblijft. Wie zijn wij dan nog samen?

Viermaal een kleinzoon. Eens ben ik 'een maat van vroeger' van mijn vader, je zoon, met wie ik dan een blik deel, van spijt, verwarring, berusting misschien. Wanneer we aanstalten maken om te vertrekken raak je in paniek en vraag je om je toch zeker mee te nemen, want het kan toch niet de bedoeling zijn dat je hier blijft. Dat we je toch zeker niet zullen vergeten meenemen. Hier kan je niet blijven, hier kan je niet blijven.

Dan ben ik er en ik word voorgesteld als de zoon van mijn moeder, je dochter, een rechte lijn op het genetische pad dat jij eigenhandig aanlegde. Jij bent er dan en je kijkt me aan en ik denk dat je me herkent, weet het niet zeker. De voorgestelde verwantschappen worden door jou wel aanvaard. Als we aanstalten maken om te vertrekken geef ik je een kus op de wang. Je omhelst me en trekt me naar je toe, neemt mijn handen stevig vast en kust ze. Je komt toch snel terug, hé?

Je bent nog altijd dezelfde persoon. Maar je gedachten zijn een beetje anders geordend nu, en de namen zijn verhaspeld en de tijd loopt door zichzelf. Elke keer kunnen we elkaar weer een beetje opnieuw leren kennen. Mijn herinneringen aan jou laten zich niet beïnvloeden door wat jij niet meer weet. Want ik weet het nog wel voor jou.

Je bent iemand anders nu. We lachen ons kapot met de gemene opmerkingen die je geeft over 'het dikste gat dat je ooit gezien hebt' en dat onze papa nu toch eens 'echt werk' zou moeten zoeken, niettegenstaande dat hij er voor zover we weten toch al een behoorlijk gevulde carrière op heeft zitten. Dingen die je vroeger nooit zo rechtuit tegen ons zou hebben gezegd.

Je bent iemand anders nu, want hoe we waren komt niet meer helemaal overeen met hoe we nu zijn. En het beeld dat we van jou hebben gevormd doorheen de jaren past niet meer helemaal op hoe je je nu toont, het past nog wel maar niet precies en het wringt en klemt op sommige plekjes.

Wanneer ik naar je kijk zie ik je nog steeds even graag. Tegelijkertijd daalt er een panische angst over me heen. Dit is mijn diepst gewortelde existentiële angst die zich voor me tentoonspreidt in al haar hartverscheurende facetten. Je kijkt me recht aan, het lijkt alsof je me niet echt ziet en dwars door me heen kijkt en mijn ziel valt uiteen in kleine stukjes die zich niet meer in de juiste volgorde laten leggen.

Als ik aanstalten maak om te vertrekken neem je mijn hand vast, je laat niet meer los. Je kijkt me recht aan. Je ziet me nu, je kijkt me recht in de ogen en puzzelt mijn ziel terug aaneen, ook al ontbreekt hier en daar een stukje. Ik kom terug. Ik ben er veel te weinig, omdat het me moeilijk valt, omdat ik je liever zie zoals je vroeger was, omdat ik bang ben voor wat er komt voor jou en ooit voor mij misschien, omdat excuses te gemakkelijk uitgesproken worden, maar ik kom terug. 

Kijkvoer
2020

Aangrijpend verslag van dementie. De claustrofobie, verwarring, desoriëntatie die Anthony voelt grijpt je recht naar de keel. De pijnlijke momenten, het ontkennen, de vernedering, de betutteling. Een complexe vader-dochter geschiedenis, waar je enkel flarden van meekrijgt. Hartverscheurende cinema.

Schrijfsel
2 minuten

'Goedemorgen, waar kan ik u mee helpen?'

'Goeiemorgen, ik wou graag een nieuwe identiteitskaart aanvragen.'

De dame achter de balie kijkt hem vanachter haar bril met opgetrokken wenkbrauwen aan.

'Weet u dan niet hoe laat het is?'

Met een frons werpt Luc een blik op zijn horloge. 

'Nu ja, twintig na tien, dacht ik.'

'Ik dacht net hetzelfde. Weet u niet wat dat betekent?'

'U zal me dat vast haarfijn kunnen uitleggen', bromt hij.

'Dat betekent dat uw identiteitskaart al twintig minuten verlopen is.'

'Mevrouw, Annabelle,' leest hij vanaf het geplastificeerde kaartje dat de bediende heeft opgespeld, 'kan u voor deze ene keer geen uitzondering maken? Het was mijn bedoeling om hier twintig minuten geleden al aanwezig te zijn, maar mijn wekker had last van een kater en maakte me veel te laat wakker.'

'Excuseer mij, meneer, maar voor zulke akkefietjes kunnen wij helaas geen uitzonderingen maken. Het is trouwens theetijd ondertussen.'

Annabelle en Luc steken samen met enkele andere toevallige passanten de straat over naar het dichtstbijzijnde theehuisje. Binnen geven ze elke aanwezige met gesloten ogen een high five en vragen zoals de etiquette voorschrijft naar elk van hun namen om die even snel weer te vergeten. De thee wordt in absolute stilte genuttigd. Nadat ze hun theezakjes in de immer brandende pot vol koffie hebben geworpen keert iedereen terug naar waar ze vandaan kwamen.

'Waar waren we, o ja, ik begrijp dat u geen uitzondering kan maken, maar zou u die regel niet even kunnen bevestigen?'

'Zeker, dat kan ik in ieder geval bewerkstelligen met een uitzondering', riposteert ze afgemeten. 'Kan u dan hier en hier en hier en hier even een tekeningetje maken? Dank u, en dan nog enkel een tekening op uw hand? In orde.'

Luc is in zijn nopjes en krult de zwierige schetsen van enkele dieren, schrijvers van 'Het proces' en hier en daar een enkel genitalium op de plaatsen die Annabelle aanwijst. Ze kijkt hem aan met een schalkse glimlach en overhandigt hem een document getiteld '34 augustus!'

'Gefopt!' roept ze luid. 

'Dus geen nieuwe identiteitskaart?' probeert Luc nog bedeesd.

'Komt u gisteren nog maar eens terug meneer, het is dan bijna theetijd.'

Hij zucht en haast zich op al zijn benen naar huis, moeder zal vast thee gebakken hebben.

Thee, beste lezer, is behoorlijk belangrijk in Absurdistan.

Schrijfsel
4 minuten

Onze ouders groeiden op in de schaduw van de Koude Oorlog. Sinds de jaren 60 liggen er kernwapens in Kleine Brogel, het moet een van de slechtst bewaarde publieke geheimen zijn geweest in de Belgische geschiedenis. In 1983 kwamen er zo'n 400.000 mensen op straat om daartegen te protesteren, ongezien. Niet lang daarna was er een nucleaire wolk onderweg vanuit Tsjernobyl, in België werd gevraagd om groenten een extra wasbeurt te geven, aan boeren om hun dieren op stal te houden. Onze ouders leerden met computers werken die een opslagcapaciteit hadden tot wel vijf hele megabytes.

Hun ouders, onze grootouders, zij leven soms niet meer, en soms zijn zij niet meer wie ze waren. Zij maakten een wereldoorlog mee en sindsdien konden zij het verspillen van voedsel maar moeilijk verdragen. Studentenprotesten en de hippiebeweging beproefden hun wereldbeeld. Namen als Jean Monnet, Robert Schuman en Altiero Spinelli beloofden een nieuw tijdperk van Europese samenwerking en integratie, van 'nooit meer oorlog in Europa' en nu voor het echt. Als mijn grootvader vroeger vertelde over zijn ervaringen in de Tweede Wereldoorlog bedacht ik mezelf als die jongeman, die jongen in de verhalen die met de fiets naar Zuid-Frankrijk moest vluchten, die jongen in mijn fantasie. Eerder voelde ik toen het jongensachtige avontuur dan de gruwel die om zich heen greep op het continent.

Ik sta voor de antieke muren van Byzantium, dan al herdoopt tot Constantinopel. De stad rondom vervaagt en verdwijnt en ik zie de Ottomaanse veroveraar Mehmet II verschijnen aan de horizon met in zijn kielzog janitsaren en speciaal voor dit beleg gesmede monsterlijke kanonnen. We schrijven het jaar 1453 en hij zal de stad veroveren, en de stad zal dan Istanboel heten. Ik zie de onneembaar geachte muren terug verrijzen, meer dan twee eeuwen voordien, en een leger van kruisvaarders dat op weg is naar Jeruzalem verzandt in chaos en plundert de stad en sticht een nieuw Latijns rijk dat het Byzantijnse moet vervangen, het zal enkele decennia blijven bestaan vooraleer het terug vervangen wordt door zijn voorganger. 

Het is een intense historische sensatie en ik blijf wel een uur onbeweeglijk op mijn uitkijkpost staan terwijl de stad voor me groeit en krimpt, veroverd wordt en verlaten raakt, wijl inwoners doorheen de geschiedenis hun eigen kleine gelukken en gruwels beleven. Ik denk aan iemand die zei dat 'het nu is dat je het moet doen', doelend op lange reizen en Grote Belevenissen. De uitspraak, de herinnering eraan, maakt me weemoedig. Niet voor mezelf, maar voor levens die enkel doelmatig en vooruit kunnen bewegen, die afspraken hebben met de tijd en enkel de korte tijd tussen en voor die afspraken kunnen invullen met het vrije leven, het vrije spelen.

De geschiedenis van anderen voelt altijd grootser aan, meer alsof ze bedoeld is voor boeken en historici dan de kronieken die je zelf leeft. Vroeger was de geschiedenis beter, ze verhaalt over lijden en onrecht, maar in essentie gaat het over de toekomst, die soms ook al geschiedenis is geworden. Als de geschiedenis vroeger beter was, dan was de toekomst dat al zeker.

Ik sta voor de antieke muren van Byzantium en het is het jaar 2023. Het is lente geworden, en af en toe beseft de zon dat ook. In Europa schieten ze elkaar weer overhoop en bombarderen ze iemands thuis met de grond gelijk. De zon weet het niet, wil het helemaal niet weten. Binnenkort wordt de toekomst weer beter, is de hoop. Binnenkort zal ik aan je denken en dan zullen we onze afspraak met de tijd al lang gemist hebben, maar het geeft niet want we hebben geen haast en de zon zal ook dan nog schijnen.

Leesvoer
Annie Ernaux

Een historisch document, een leven verteld in grootsheid en banaliteit, vergroeid met de geschiedenis die zich rond dat leven wikkelt. Het verhaal van een generatie, geschiedschrijving die even individueel als universalistisch is. Indrukwekkende lectuur.

'Alle beelden zullen verdwijnen', schrijft ze, want de genadeloos voorbijsnellende tijd laat niets heel.

Schrijfsel
3 minuten

Voor zover ik goed op de hoogte ben gesteld heb ik exact twee zussen, beide jonger en knapper dan ondergetekende. Dat is zo sinds ik het zesde levensjaar bereikte, de leeftijd waarop ik wel drie traptreden tegelijk kon nemen maar helaas nog geen bal kon raken, binnen- of buitenkant voet maakte daarbij niet uit. Dat laatste is vierentwintig jaar later overigens niet erg veel veranderd. Twee linkervoeten niettegenstaande was mijn grootste wens lange tijd een klein broertje, want met een broer kan je ravotten en robberen, een broer begrijpt je net dat tikkeltje beter dan een zusje wanneer je het als jonge jongen niet kan laten om af en toe eens je piemeltje vast te nemen als een vriendschappelijke, geruststellende handdruk, met een broer zou je Pokémonkaarten en Legoblokjes en Beyblades kunnen delen. Nee, dan was ik in die eerste jaren toch iets minder enthousiast over de geurige blaadjes van Diddl en het opvoeden van balorige Furbies. Toen hielden we ons onmiskenbaar keurig en braafjes aan de vooropgestelde rolpatronen - weliswaar na een korte fase van hevig experimenteren met Barbies en andere, minder trendy poppen.

We leerden samen hoe we ons tot elkaar konden verhouden, werden er alsmaar beter in. Oefening baart kunst, dat geldt evenzeer voor bedrevenheid in het broer en zus en zus zijn. Dat lukte niet heel consequent in den beginne, toen de dieren nog overvloedig en wij zo weinig mogelijk met elkaar praatten. Liever riep ik vanaf mijn bovenste kamertje dat er stilte moest heersen, zodat mijn ontluikende genius zich ongestoord tot volle wasdom kon ontwikkelen. Of zoiets. Terecht negeerden ze mijn hysterie meestal, zodat we als gezinnetje gezellig konden volharden in de boosheid. Mea culpa, nee, tua culpa. Ach, als ik toch terugdenk aan onze legendarische scheldpartijen in het Latijn dan valt me met een licht onwillige vleug nostalgische realiteitszin in dat die nooit hebben plaatsgevonden. 

Zij sliepen lange tijd op dezelfde kamer en vormden een band waarbij je je als broer soms als een soort van indringer voelt in een clubje waarvan je de regels net niet helemaal begrepen hebt. Maar je hebt een belangrijke taak, een verantwoordelijkheid die je niet zomaar naast je legt. Je bent een schouder om op uit te huilen (al heb ik zelf duchtig gebruik gemaakt van hun tengere zussenschouders), je bent een dolle waakhond die elk spoor van rationaliteit verliest wanneer het er om spant (al kunnen ze best hun vrouwtje staan en hebben ze me eigenlijk helemaal niet nodig), je bent een oudere broer (ook al loop je als broer op mentaal gebied gemakkelijk een jaar of tien achter). Toen ik eenmaal het ouderlijke dak verlaten had werd onze band enkel sterker en het zal onderhand toch alweer bijna anderhalf decennium geleden zijn dat ik hen nog eens wanhopig om rust verzocht.

M'n zussen zijn sterker dan ze denken, intelligenter dan ze weten, geliefder dan ze beseffen. 

Van m'n geboorte tot m'n dood, met die korte tijd ertussen
Zal ik bekend blijven als groot, en kundig amateur van zussen

Jan De Wilde
Schrijfsel
3 minuten

Het mannetje komt in werkkleren vanuit een rioolput gekropen, drapeert zijn armen over elkaar, legt zijn hoofd erop te rusten en grijnst zijn tanden bloot. Als je de omstaanders mag geloven mag het goede humeur van de werkman niet verbazen, de deugniet heeft zich daar naar verluidt namelijk geïnstalleerd om onder de rokjes van nietsvermoedende voorbijgangsters te spieken. Van een nuttige dagbesteding gesproken!

De top van z'n helm blinkt, na de aanrakingen en wrijvingen van ontelbare gelukszoekers, hunkeraars, zucht- en hoopvollen. Wanneer ik de kleine man bedachtzaam een schouderklopje geef - ondertussen gadegeslagen door een meute dagtrippers die hun beurt afwachten - denk ik aan het arsenaal aan bronzen en stenen standbeelden dat al aan mijn begerige aanrakingen ten prooi is gevallen. In Budapest wreef ik over de knieën van een kleine prinses, in Firenze propte ik een halve euro in de muil van een everzwijn om het daarna een liefdevolle aai over de snuit te geven, in Praag politoerde ik de afbeelding van Jan van Nepomuk en in Parijs betastte ik de bronzen borsten van Dalida.

Elders in de wereld bepotelen ze de testikels van de Bull of Wall Street (New York, VS), bevoelen ze een lachende boeddha (Hangzhou, China) of beroeren ze de billen van de dikke Gertrudis (Cartagena de Indas, Colombia). Ook in ons eigen vlakke land kan je zomaar een jaar geluk in de liefde bekomen door met je rechterarm over het beeld van Everard 't Serclaes op de Grote Markt in Brussel te wrijven. Deze beelden beloven geluk, in het algemeen of in de liefde, beloven onheil af te wenden, beloven in een enkel geval zelfs een wens, gratis en helemaal voor niets.

Ik denk dat het gniffelende rioolmannetje enkel geluk belooft, maar voor de zekerheid doe ik toch een wens, je weet het nooit. Nu ja, eigenlijk weet je het wel, desalniettemin wens ik me te pletter. Mijn vraag zal ik hier niet neerpennen, want zoals elke bijgelovige dolleman je kan vertellen komt er dan volstrekt niks meer van terecht. Diep in mijn binnenste stel ik de vraag, na een lichte aarzeling declameer ik hem luidop in mijn hersenpan, woord voor duidelijk gearticuleerd woord, een tour de force die mijn mompelende kaakwerk nimmermeer zal kunnen bewerkstelligen. Op een of andere manier voel ik me een heel klein beetje lichter. Ik bijgeloof er helemaal niets van hoor, geloof me vrij. 

De lucht is helderblauw, een trillende lentezon verwarmt mijn kaken en ik heb een vermoeden dat alle mensen samenzweerderig naar me knipogen. Het mannetje in de rioolput kijkt me grinnikend aan. Ik denk dat ik morgen nog eens terugkom, je weet maar nooit.

Image
Cumil, Bratislava: deze schelm poetst nooit de plaat
Schrijfsel
2 minuten

Een kat wordt in een stalen ruimte opgesloten. Geen echte kat, een gedachtekat, met gedachtepootjes en gedachtewensen. Samen met de kat is in de ruimte een apparaat dat door iemand als Josef Mengele had verzonnen kunnen zijn, maar het is een gedachte-apparaat, dus mocht Schrödinger het uitkienen. In het apparaat bevindt zich een buisje met een minuscule hoeveelheid van een radioactief element, zo weinig dat gedurende een uur mogelijk een van de atomen vervalt, even waarschijnlijk ook niet. Als een atoom vervalt wordt dat gedetecteerd door een geigerteller, die op zijn beurt een mechanisme in gang zet dat gif laat ontsnappen waardoor de kat zal sterven.

Na een uur kan de kat levend zijn. Of gestorven. Zolang je de stalen ruimte niet openbreekt kan de kat levend zijn of dood, is de kat tegelijk levend en dood. Je weet dus niet wat je voor je neus zal krijgen tot je daadwerkelijk kijkt, tot je je al dan niet plaatsvervangende existentiële angsten overwint en je jezelf met de neus op de feiten drukt. 

Wil je dan wel kijken? Is het niet gemakkelijker, veiliger, comfortabeler om nooit te kijken? Want zolang je het niet weet, zolang je niet kijkt, sluimert de hoop. En op hoop kan je wel een en ander leven, toch? Zolang er hoop is op de goede afloop, zolang de mogelijkheid bestaat dat het allemaal ooit zal gebeuren zoals je gewenst had, kan je leven zonder dat het moeilijk wordt, zonder dat je hoeft te wensen: 'had ik maar niet'.

Zulke inertie behoudt enkel: de mogelijkheid, de hoop, maar die wordt nimmer vervuld. Als je de stalen ruimte openbreekt dan zal je het zien. Glorie of ondergang. Ook de ondergang zal je vooruit helpen, of, daar hoop je tenminste op. Je wil toch niet achterblijven met: 'had ik maar'.

Ik denk dat ik voor de glorie kies. Voor de ondergang. 

Schrijfsel
2 minuten

Je lijflust kan nog zo hevig zijn dat je er wervelziek en aamborstig van wordt, je mag dan nog zoveel zwijmeldrank ophebben dat de voddenmoer die je op straat voorbij komt gewaggeld wel een Venuspriesteres lijkt, je teelzucht mag op een hoogtepunt aanbeland zijn, je kan ritsig zijn, een rinkelrooier, een minnesluiker, een maagdenschender, je mag dan wel een gerodeerd kufbezoeker wezen, op zoek naar een kwikkebil en wanneer je het kochelhuis binnen strompelt springen alle draaigatjes een gat in de lucht, maar dat betekent helemaal niet dat je hier zomaar de fanfaron hoeft uit te hangen.

In werkelijkheid ben je een lauwdaat, een leuningbijter, een labberlot, je labbeit je halve leven weg als een klappei. Je bent een komijnsplitser, klompenvolk, lompenvolk, een potjerol. Als ik je tegensporrelige bakkes in mijn blik krijg wil ik niets liever dan je een vuistige watjekouw te verkopen. Je bent een katijverige, jammerhartige, grammoedige aterling en je verdient niets minder dan de achterkousigheid die je zelf tentoonspreidt tegenover je naar reeuws geurende kornuiten.

Al het radoteren ten spijt - amper kan ik mijn schrijfjeukte bedwingen om mijn afkeer van jou van woorden te voorzien - eens word ik peinzensmoe. Dan is het tijd voor het bedsermoen, uit de mond van een bevallige baanmeid, zodat we deze anerie morgen kunnen overdoen. Ijlebeen nu ras naar die pekelhoer van je zodat we kunnen ophouden met deze kaskenade. Ik concentreer me liever op het schoonbillig schuddegat in mijn bedstee, zozeer dat ik met plezier mijn beste strijkvoetje voor zet.

Ik weet ook wel dat de vrije wil niet bestaat, dus ik heb het helemaal niet zo slecht met je voor, heus. Maar beste maatjes worden we niet, daar helpt geen lievemoederen aan.

Leesvoer

Prachtige woorden die ons door ongebruik, vergetelheid of ander modernisme zijn ontvallen. Prachtige woorden om te herontdekken, te gebruiken, te verspreiden. Prachtige woorden die soms niet meer helemaal bij de tijd zijn, noem dus je liefste geen pekelhoer, daar wordt ze beslist niet gelukkig van.

Dit artikel door Tim F. Van der Mensbrugghe bracht me op het spoor van dit heerlijke boekwerkje.