Blijf op de hoogte van nieuwe schrijfsels via mail of via RSS. Neem een kijkje in mijn boekenkast of spellenkast.

 




Ick weet niet wat het is met onse Nederlanders,
Want nevens hare taal soo spreken sy noch anders,
   Het is haar niet genoegh te spreken hare taal,
   Sy spreken Frans, end' Schots, Latijn, end' als de Waal.

Sy weten 't als een kock te menghen, end te scherven,
Om soo quansuys wat eers by and're te verwerven,
   De eene seyd, bon jour, mijn Heer, de and're weêr
   Seyd bona dies, Heer, end' swets soo even seer.

De grace, neen Monsieur, excuse moy sy spreken,
End doen niet anders als wat Frans den hals te breken,
   Dan koomter oock Señor, end' maackt den Spaanschen geck,
   In plaatse van voornoemd, is ditto nu den treck.

Van waar koomt ons dit toe te menghen soo de talen,
End' dan van dees' een woord, end' dan van die te halen,
   Is 't schaarsheyd in de taal? verwert ons die de spraack?
   Neen, d'hooghmoed die ons quelt is oorsaack van de saack.

- Adriaen Hoffer (1589 - 1644)

Schrijfsel
2 minuten

Als was ik een paragnost, zo zeker en helder stond me toen het zich aankondigende leven voor het oog. Zo duidelijk de triomfen, zo diep het geluk, zo eindeloos het weergalmen van mijn naam doorheen de kronkelende gangen van de kronieken van onze toekomst dat dan verleden zou heten. Het was geen hoop, het was stelligheid, een garantie, gewis en vooraf bepaald door een lot dat wel groter moest zijn dan dat van de ontelbare vergeten stemmen en kleine lieden, want waarom anders, om welke voorstelbare reden was daar die voorbestemming, als onmiskenbare rode draad door elke gedachte gespannen. 

Het is maar in de teleurstelling dat je de voorzienigheid terugvindt, uiteindelijk, of vrede neemt. Dat laatste nooit, neen. 'Tis better to have loved and lost, en al dat soort geinigheid. Mocht ik morgen, op een dag, gemoedsrust en vreugde vinden, dien ik dit schrijven te beëindigen. Wie zal dan mijn drie lezers uit het dal halen, de geplengde tranen drogen en ze bezweren dat alles opnieuw goed zal zijn, met andere woorden dat alles opnieuw slecht zal gaan.

Eén dezer dagen zullen we het aloude 'Sic semper tyrannis' weer bovenhalen, en dan is het nog maar de vraag of latere generaties ons dit zullen vergeven. Zulks vang je niet aan voor vergiffenis, maar voor roem, eer, omdat het juist is, misschien? Optimisten hebben een dagtaak nu, schouder aan schouder met de vooruitgangsdevoten. Ik wil zo graag geloven.

Theatervoer
Theater Malpertuis

Annie Ernaux op de planken. Geslaagde indruk van het boek, persoonlijk en collectief. De inbreuken die de haast aldoor aanwezige muziek maakt, op sommige momenten met scherpte, zijn welkom en passen op een vreemde manier bij de onderstroom van weemoed die altijd al bij dit boek hoorde. Het zware West-Vlaamse accent was dan weer niet nodig.

Schrijfsel
3 minuten

Het zweet gutst in kleine stroompjes van mijn lijf. Er gaat een daver door mijn lichaam en ik zie helwitte strepen, bloedrode en magenta figuurtjes dansen over mijn blikveld, mijn ogen zijn gesloten, denk ik, het duurt bijna een uur tot ik ze tergend langzaam tot op een kiertje laat schemeren en in die zestig minuten vergeef ik ieders zonden wel zeven maal zeventig maal. Vierhonderdnegentig lieve wensen verlaten als fladderende tortelduifjes mijn lippen en verspreiden zich over de menigte van dansende, stampende, hotsende lijven, er dwarrelen zilveren sterretjes uit hun achterwerken.

Al dwalend door het zaaltje, dat nu uitgestrekt lijkt, de grenzen door de aanwezige pulserende schimmen tot het uiterste uitgerokken, zie ik wonderen. Apollo is ter aarde nedergedaald met de zonnewagen die hij van Helios in bruikleen nam en schudt zijn met een gouden straling omgeven kont naar ieder die met toegeknepen ogen de haast infernale hitte kan weerstaan. Het schattigste orgietje ooit bedreven zie ik, in de met psychedelische walmen doortrokken ruimte lijkt het bijna op een kudde knuffelende witte eenhoorns, regenboogkleurige hoorns in de aanslag, het gehinnik is oorverdovend.

Algemene consternatie, gevolgd door algemene prosternatie, doet zich voor wanneer de Heiland himself zijn opwachting maakt voor een korte meet & greet. Tot mijn grote spijt heb ik uitzonderlijk mijn favoriete boek van zijn hand niet op zak, dus ik zal het zonder handtekening moeten stellen. Het verrassingsoptreden - waar niemand om gevraagd had - van de sympathieke postbode met een opvallend lieflijk neusje, die zich in een wel erg strak tenue had gehesen dat naar zijn zeggen een exacte replica was van het plunje dat Belle Perez gedragen had op haar allereerste concert, was van het soort waarover je decennia later nog mijmert als zijnde 'in die tijd kon dat allemaal nog', en 'vroeger waren werknemers van bpost die covers brachten van Belle Perez toch echt beter'.

Ik werp een blik op het horloge rond mijn pols, en herinner me dat ik nog nooit een horloge heb gedragen. Twee van mijn zussen (op dit punt in de avond ben ik hun namen al lang vergeten) zijn me meewarig aan het gadeslaan. 'Stupid sweetie', zegt de ene. 'Lil' silly goose', giechelt de andere. Ik vermoed dat een licht geval van afasie, veroorzaakt door een overdaad aan reality-tv aan de grondslag ligt van hun gebrabbelde nonsens. Dan vis ik maar een gsm uit de broekzak van een toevallige passant, het lettertype van de grote klok op het startscherm is ingesteld op Comic Sans, dus uiteraard haal ik de grove middelen boven om ervoor te zorgen dat dit onding nimmer meer het daglicht zal genieten, een beetje zoals die keer dat Frodo hetzelfde deed met dat juweeltje dat hij niet vond passen bij de rest van zijn garderobe. Nog net kon ik wel het uur lezen. Negen in de post meridiem. Het feest is eigenlijk nog niet eens echt begonnen.

Schrijfsel
2 minuten

Mijn ambitie is mateloos en morgen te klein. Bijgevolg gebeurt het allemaal in dat forse, dikke hoofd. Dat het is geen zaak van één voor één, van alles op zijn tijd en stap voor stap, neen, het gaat over alles, op elke plek, nu meteen. In het voorspelbare, maar vervelende geval dat dit niet tot de wereld der mogelijkheden behoort noopt het grote niets.

In de kleine dingen moet je het zoeken, die geringe momenten, die vliedende golven van uitgerafelde emotie, beelden die een fractie van een seconde langer blijven hangen en je naar adem doen happen, het frame zwart vooraleer het kleur weer binnensijpelt langs de randen van je blikveld. Die breekbare ogenblikken die je volledige wereld omvatten, daarin moet je het zoeken. Die moet je uitrekken tot ze voor een uur, een dag, een jaar iemands geest kunnen vullen, iemands bewondering aanwakkeren, iemands verlangen, gevoel, honger, liefde, seks, gedachten, eenzaamheid beheersen. Een eeuw misschien.

Het is de onmogelijkheid hiervan, niet voor iedereen maar voor ons, wij stervelingen, die doet zuchten naar een verstandelijk vertragen, het berusten dat ik daarin verscholen vermoed. Het is een hunkering naar de eeuwigheid, een onvergankelijkheid in het bewustzijn van de tijd. Het is grootsheid als de meest pretentieuze vorm van waanzin die dat soort zinsbegoocheling gestalte geeft. 

De onbegrensde veelheid van dit alles is amper te bevatten. En toch. Elk van ons, wij mensenkinderen, wij omvatten deze veelheden, eenvoudigweg door te bestaan en te leven. I contain multitudes, zegt dat beroemde zinnetje van Walt Whitman. En toch. Toch leven we voor morgen.

Schrijfsel
3 minuten

De tekenen openbaarden zich - onder andere - in de uitwisseling van literatuur. Heel mooi, heel emotioneel, nog een beetje te vroeg, misschien, mogelijks, dacht iemand nu alweer enkele jaren terug. Prachtig, moeilijk, bij het lenen merk ik, nu zoveel tijd voorbijgegaan is, een kleine sprankeling van vertwijfeling meen ik, maar er volgt herstel en ik mag het werk meetronen naar mijn van zware woorden doordrenkte stulpje waar ik me, zo stel ik me voor dat een ander zich voorstelt, in zwijgen zal hullen en in de nacht naar het plafond zal staren, aan haar en aan onze moeder zal denken.

Misschien ook speur ik naar signalen die er niet (meer) zijn. Maak ik bewust wat onbewust was of schilder ik mijn eigen onbewuste in andermans gedachten. Ben ik enkel voor de vorm en de wereld eengemaakt, afgewerkt, en zal dit riedeltje zich herhalen tot de laatste dag, weliswaar elke dag opnieuw net dat beetje zachter. Steeds meer gedempt maar nimmer helemaal stil.

Hoe vaak kan je door dit soort sentimenteel, zelfingenomen gedram ploegen als lezer, vraag ik me weleens af. Het is absoluut niet zo dat ik heelder dagen met glazige ogen door het beregende venster staar, mijn waken gevuld met piekeren, mijn dromen gevuld met nachtmerries. Je zou het nochtans bekans gaan denken. En hoe, trouwens, blijf je zo eindeloos gericht op jezelf, en dat bedoel ik nog niet eens in het licht van een met waanzin geslagen wereld (zoals in zo'n rollende prent van Terry Pratchett), maar als losstaand feit, geheel op zichzelf.

Niet schreef ik ooit anders dan over de rimpelende oppervlakte van mijn eigen broze zelfbeklag. Ik durf nog niet te denken aan de woorden die ik zou moeten neerpennen om haar - dat kleinste beetje - vast te leggen, terug bij me te grijpen. Helder en echt. Laat staan om dat te pogen voor anderen. Dat gaat me veel te ver, lieverds. Er staat een mp3-bestand op mijn computer waarin zij mijn naam uitroept, een doldwaas bericht na een van mijn vele flauwe. Ik heb het niet meer beluisterd.

Binnenkort word ik drieëndertig jaar oud, daarmee evenaar ik de Heiland - al zal er vermoedelijk een mirakel minder op mijn naam staan, zal ik een keer minder water in wijn veranderd hebben - en steek ik Alexander de Grote vlotjes voorbij - al zal ik, als je het met kwade wil bekijkt, net iets minder epithetons achter mijn naam genoteerd krijgen, net iets minder faraotitels geschonken krijgen door middel van sidder- en beef- en antieke krijgstechnieken. Naar goede gewoonte zal ik dan nog een beetje over mezelf en mijn tot heden geleide leven peinzen, een existentieel niemendalletje in aard wellicht, ik zal aan haar denken, en ik zal denken aan iedereen die me al jaren zomaar overspoelt met liefde. Aan velen zal ik denken.

Door over je te schrijven eiste ik dat verdriet op. Mijn versie zou een schaduw werpen over hun herinneringen. En dat wilde ik niet. Mijn intussen tienduizend-en-zoveel woorden mochten niet tussen jou en hun gemis gaan staan.

Lara Taveirne (Wolf)
Schrijfsel
1 minuut

Ze zien er zo vredig uit, de handen in de schoot gevouwen, en zou dat niet iets voor mij zijn. Zou ik het zwijgen niet verleren. Zouden er dan ideeën in een constante beweging door m'n hersenpan hinkelen. Die vast te grijpen, die te rijmen, die in stelling te brengen tegenover de overrompeling van de woestenij die in de naam van de vrede gecreëerd werd. Die in de letteren te bewerkstelligen en de wereld kondig te maken.

Voor je sterfelijkheid moet je nog zorg dragen, elke dag opnieuw. Dat doe je liefst niet met een kater, voedselbaby, snotkop. Je doet het in het luchtledige, in de beweging. Je doet het alleen, in de aanblik van de uitgestrektheid van de dagen en de leegheid die daarin te overwinnen valt. Sterfelijkheid en zelfbeschikking zijn de middelen waarmee je de vergetelheid te wapen gaat.

Valt nog te kiezen dan: wiens veronachtzamen, wiens wegdeemsteren. Maak je kinderen niet voor de eeuwigheid, niet voor het vergeten (zij zijn trouwens toch al niet de jouwe). Maak ze niet, dan, en schop de geschiedenis een geheugen.

Leesvoer
Antonio Scurati

Scurati schetst een treffend beeld van de opkomst van het fascisme, en de persoon in het centrum van de beweging: Mussolini. Dit soort boeken (Wolf Hall, Alkibiades), indien goed geschreven, onttrekt tegelijkertijd het figuur aan de geschiedenis, schenkt het figuur een gelaagd karakter, maakt van het figuur een mens zonder die geschiedenis te veronachtzamen. Boeiend, angstaanjagend.

Schrijfsel
2 minuten

Mijn maagzak is opgerekt en volgestampt, tot aan het boordje en daar een beetje voorbij. Als een voor de foie gras vetgemeste gans die driemaal daags een metalen pijp met vet en mais door zijn strot geforceerd krijgt. Zo waggel ik doorheen het huis in de ijdele hoop de druk in mijn lichaam een weinig te verlichten. Het gevoel in mijn enkels is van een zeurderige pijn overgegaan tot verdoving, de rest van mijn extremiteiten tintelen voortdurend.

Ging ik zitten, ging ik liggen, ik weet het niet meer. Mijn hand rijst op uit de versteende, puffende berg die zich uit mijn lichaam vormde en doet een laatste ontsnappingspoging, reikt naar het al schemerende zonlicht dat nog door het raam sijpelt. Mijn ogen, die zich nu verspreid hebben over de massa, knipperen bij het schouwspel, korte stompjes, trillende vingers in het tegenlicht. Ze resten me, belendend mijn creverende hand, als laatste contactpunten buiten deze kluit. Ik ben gesmolten in de rots.

Diep. De stolling roert zich, verstramt, wordt één met het gesteente dat me omvangt. Ooit zag ik het levenslicht in de zon, ik ben nu herboren in de aarde. Herbruikt. Metamorf en vereenzelvigd. De ultieme terugkeer van de panspermische, prebiotische moleculen die ruim drieënhalf miljard jaar geleden de aarde deden ontspruiten, Ouroboros ontketend, uit sterrenstof ben ik verricht en aldus keer ik weer.

Een ademteug. Hortend hoestend schokkend, snokken en stoten en bommen en granaten en mijn verhemelte is opnieuw afgezonderd van de vormeloze hoop en er is een tong, tanden, huig, luchtpijp waardoor ik krassend teugen zuurstof naar binnen zuig. Mijn ogen andermaal op hun respectievelijke plaatsen geplakt, aan weerszijden van de buiging die mijn neus ten hemel maakt in aanbidding voor het arsenaal aan geuren dat de gewroete aarde opgeeft. Ik sta zowaar op het punt om in schreien uit te barsten. Wat een maaltijd.

Schrijfsel
2 minuten

'O, gelukkige koning', zei Sheherazade.

Op de stoffige weg tussen Bagdad en Damascus liep een bejaarde, bebaarde man die zijn ezel meevoerde aan de teugels. Toen een djinn hem de doorgang belette, onderwijl een huiveringwekkend gehuil uitstotend, vroeg de man hem: 'Hoe gaat het, mijn beste, djinn van het heilige leven en hoeder van deze weg?'

De djinn, die het gewend was geraakt dat men het schreeuwend op een lopen zette na zijn naar zijn mening nogal overtuigende toneelspel, plantte zijn voeten stevig in het zand en ontgordde met een brede zwaai het kromzwaard van aan zijn zij. 

'Vrees, bibber, beef, oude man. Kniel en zak ten gronde. Kus mijn voeten en sla uw ogen teneer. Vereer mij, vier mij, maak van mij uw bewaarder. Op straffe des doods', zo sprak de djinn.

De grijsaard was niet onder de indruk, keek even om naar de ezel die wat verspreide dorre stengels uit het zand aan het ziften was en rolde met zijn ogen. 

'Ik zal niet voor u buigen, vriend djinn, daarvoor is mijn oude rug te zeer gebroken. Knielen lukt me evenmin. Beven doe ik de hele dag door, al is het niet van de angst. Het kussen van uw voeten is voor mij even onrealistisch als de waandroom dat de vizier van de kalief mij tot echtgenoot van zijn jongste, meest geliefde dochter uitkiest, want niet alleen ben ik lelijk, ik ben armlastig bovendien en van lage geboorte. Het enige bezit dat me nog rest is deze ezel, al hangt daar wel een bijzonder verhaal aan vast.'

'Voor een bijzonder verhaal wil ik mijn toorn wel even opbergen, maar pas na een bevredigende afloop zal ik je laten passeren. Vertel me je naam en je verhaal, nestor.'

De oude man ging onder een struik nabij zitten om een beetje schaduw te kunnen vangen en ging van start.

'O, gelukkige djinn', zei de man, 'mijn naam is Vayu, en het verhaal gaat over een bejaarde man, op de stoffige weg tussen Bagdad en Damascus.' 

De djinn was geïntrigeerd en luisterde gespannen. Het zand rondom zijn voeten stoof zachtjes op en dan steeds harder.

Schrijfsel
2 minuten

'Are you not entertained?' brult de slachter van Khan Younis, de slachter van Rafah, de slachter van 55.720 - and counting -, de slachter van een volk. Vlokken spuug worden in de rondte geslingerd, Smotrich en Ben-Gvir, de ponyruiters van de apocalyps, krijgen de volle lading, de kleine slachter rent met de borst ontbloot, z'n Galil wild gebarend, wangen rood aangelopen. Zijn oudtestamentische God kijkt goedkeurend toe.

Ik neem hem bij de hand. We staren naar het met hekkens en prikkeldraad omgorde land. Een soldaat beukt een demonstrant ter aarde, een grondschuiver vlakt nog eens een thuis uit.

'In een wereld met zoveel nood aan grijs blijven voor bepaalde zich ontvouwende geschiedenislessen na verloop van tijd enkel zwart en wit overeind. Je kan niet aan de kant blijven staan van een staat die een volk genadeloos uitmoordt, niet anderhalf jaar, maar bijkans tachtig lange, vernederende jaren. Zeker, er was nog dat moment waarop je reactie kon verdedigen, reactie op een lafhartige daad van terrorisme. Dat punt ligt ondertussen ver achter ons. Verder dan de geschiedenis ooit kan toegeven. Een daad van terrorisme, uitgevoerd door een groepering die nota bene door diezelfde staat werd gedoogd, bewust grootgemaakt zelfs. Ook in dat licht was er grijs en was er verdediging mogelijk, verdediging in het oog der mensheid. Nu niet meer. Je kan niet aan de zijde van die staat blijven staan en verwachten dat je aan de juiste kant van de geschiedenis zult terechtkomen.' Dat alles zeg ik hem, dat alles heeft hij al meermaals gehoord.

'Het zijn mensen, Benjamin', smeek ik.

Even meen ik een zweem van tristesse te zien doorbreken in die afkeurende trekken, maar de ogen worden alweer koud en blauw.

Hij staart nog steeds naar het dorre land, waarvan negentig procent van de bevolking nu op de dool is. Zonder zijn ogen van het tafereel te onttrekken steekt de kleine brulaap de hand in zijn broek en begint langzaam concentrische bewegingen te maken. Achter hem reikt een man met grote oranje handen rond zijn middel, trekt zijn broek met een ruk naar beneden. Er loopt al een straaltje kwijl uit zijn mondhoek en terwijl hij zacht kreunt laat de oproerstoker van Los Angeles zijn voorarm elleboogdiep in het geringe mannetje verdwijnen. 'It's gonna be great', fluistert hij, 'it's gonna be amazing!'

Schrijfsel
2 minuten

Ik voel dierbare levens en toekomsten als zand tussen mijn vingers glippen. Als ik daar was miste ik het vlakke land en hier mis ik de bergen. Daar was zoete eenzaamheid en zocht ik nabijheid, nu ik me bevind waar iedereen is zoek ik afzondering. Waar het Nederlands daar vloekt, zingt het hier en wenkt het mij. Als ik het van te nabij bekijk lijk ik bijna een palimpsest van mezelf, dus ik doe het maar niet.

Zij gelooft het nog niet, maar zij zal het beter doen. Het ligt daar aan de horizon, tussen de golven en de lucht. Het ligt daar zodanig te glinsteren dat je je ogen half moet sluiten om er naar te kunnen kijken. En terwijl dat gaande is rennen we in een vierkant en luisteren we nog eens naar Luc De Vos' betere wereld en volgens Tom Pintens houden de mensen zelfs in Charleroi van elkaar.

Bij het wegglijden van de mensen vloeien de uren. Dan verlies je elkaar uit het oog zonder dat je het beseft. En soms heb je zodanig lang niet gesproken dat zwijgen eenvoudiger schijnt. Tot ook dat te pijnlijk is geworden.

Ik denk aan haar bij elkeen die sterft, en ook bij ieder die leeft.

Laat ons het niet over de winter hebben. Laten we buiten gaan wandelen en de zon op onze huid voelen. Het water in de beken voorbij zien vloeien, onze voeten nat maken. De ogen opslaan. Vroeg opstaan op die momenten waarop dat zonder tegenzin is. Elders, hier. Morgen. 

En zij uit het verleden, zij blijven bij ons in het al van onze toekomst en daar zijn leeuwen.

‘k ben de Alfa en de Omega, bromt hij zacht in zichzelf 
ik heb de sleutels van de toekomst en het heden

Jan De Wilde
Schrijfsel
2 minuten

In Oekraïne valt de bommenregen als vanouds. De Russische beer jaagt zijn Koude Oorlogse voorraden aan smeerlapperij er aan hoog tempo door en noopt het Avondland tot het moeizame opschalen van zijn eigen productie zulks. Te midden de ruïnes van een land sterft een generatie. Nie wieder, weet je nog. 

En toch. Net dan vinden voormalige Sovjetrepublieken in het centraal-Aziatisch hooggebergte dat het welletjes geweest is. Na een abrikozenoorlog en strijd om metertjes tuin hier en kilootjes bouwval daar zagen de plaatselijke autocratieën van Kirgizië en Tadzjikistan het licht. Ze hadden er maar een dikke drie decennia voor nodig, maar er kan weer geknuffeld worden en de abrikozen kunnen weer groeien aan beide kanten van de grens. 

In Soedan sterven mensen als vanouds van de honger. Net zoals Congo gaat het land gebukt onder een verscheurende burgeroorlog. Het Israëlische regime trekt de verkeerde lessen uit de geschiedenis en in Gaza is toekomst al tijden tot een slechte mop verworden. Erdoğan ziet kans om de overgebleven fundamenten van de democratie in Turkije te ondergraven en wereldwijd verwart men diezelfde democratie met een dictatuur van de meerderheid, beschouwt men de scheiding der machten als een te overwinnen obstakel. 

Maar in Armenië en Azerbeidzjan schijnt een fletse zon terug over Nagorno-Karabach. Ook Somalië en Ethiopië tekenen akkoorden en beloven beterschap, werken aan herstel. Het zijn kleine overwinningen in een wereld waar de mens maar traag lijkt te leren. Er worden stappen achteruit gezet, maar immer minder dan de stappen die vooruit worden gezet, al valt die voorwaartse beweging van Echternach soms lastig te ontwaren. Tegenover elke Acid typt een Frederik de Backer zijn stukken, tegenover elke Scott Bessent pent een Thomas Piketty zijn boeken.

't Is nog al nie naar de wuppe, dixit Wannes Cappelle. De hoop sterft als laatste en soms, soms ziet een mens de klaarte.

Kijkvoer

De volgende keer dat een Francken of een Boudry nog eens hun innerlijke Israëlapologeet bovenhalen en het wokegeraaskal (volgens de ene) of de drogredenen (de andere) inzake Palestina 'doorprikken', hebben zij vast deze film niet gezien. Of zij zijn verstoken van empathie, zowat de gehele bloedige geschiedenis van de mensheid vergeten, sofisten, Farizeeërs. Dat is de andere mogelijkheid.