Blijf op de hoogte van nieuwe schrijfsels via mail of via RSS. Neem een kijkje in mijn boekenkast of spellenkast.

 




Ick weet niet wat het is met onse Nederlanders,
Want nevens hare taal soo spreken sy noch anders,
   Het is haar niet genoegh te spreken hare taal,
   Sy spreken Frans, end' Schots, Latijn, end' als de Waal.

Sy weten 't als een kock te menghen, end te scherven,
Om soo quansuys wat eers by and're te verwerven,
   De eene seyd, bon jour, mijn Heer, de and're weêr
   Seyd bona dies, Heer, end' swets soo even seer.

De grace, neen Monsieur, excuse moy sy spreken,
End doen niet anders als wat Frans den hals te breken,
   Dan koomter oock Señor, end' maackt den Spaanschen geck,
   In plaatse van voornoemd, is ditto nu den treck.

Van waar koomt ons dit toe te menghen soo de talen,
End' dan van dees' een woord, end' dan van die te halen,
   Is 't schaarsheyd in de taal? verwert ons die de spraack?
   Neen, d'hooghmoed die ons quelt is oorsaack van de saack.

- Adriaen Hoffer (1589 - 1644)

Schrijfsel
3 minuten

Ik leef in een temporale waas, heel nadrukkelijk buiten wat bij de kids simpelweg het nu mag heten. De tegenwoordige tijd bestaat er enkel in een soort kwantumstaat, vaag en onzeker, veranderlijk als je er te lang naar kijkt, ongrijpbaar en vloeibaar als je er naar tracht te reiken. Veel eenvoudiger leef ik morgen en vorig jaar, toen en als het geheel aan zaken dat een leven maakt net zo was, net zo zal zijn.

Op eenzelfde wijze besta ik naast mijn lichaam. Die onhandelbare homp kilo's - ik schat onderhand ruim twee pasgeboren kalveren, lillend aan de haak - bengelt zowat aan de onderkant van mijn hoofd en stuntelt zich een baan van herwaarts over derwaarts. Het lijkt net zomin als ik - de ik die dat hele hoofd vult met wat ik dan toch zie als het overgrote deel van wat mijn zelf bepaalt - te weten wat het met onze symbiotische relatie aan moet. Vanop een afstand schijnen we bijna één te zijn, verneem ik.

Wanneer ik hier en nu dus mijn gedachten de vrije loop laat, bevindt mijn lijf zich in een aftands metrostel dat richting het water dendert. De gedachtestroom waaiert uit zonder dat ik er zelf veel controle over uitoefen, beroert antieke veroveraars, ontwikkelingen in het begrip van de vrije wil die onvermijdelijk gevoed worden door ontwikkelingen in het begrip van hoe ons universum in elkaar grijpt en wat dat betekent voor een deterministisch wereldbeeld, wat ik zal eten zaterdagavond. Tussendoor besteed ik enkele overwegingen aan het boek dat opengeslagen in mijn schoot ligt en waar ik nog geen letter van las sinds ik ging zitten.

Bruut word ik uit mijn overpeinzingen gesleurd, het ogenblik in. Twee Nederlandse meisjes zijn naast me komen zitten en voeren op oer-Hollandse geluidssterkte een tenenkrullend gesprek over in welke opzichten de Zara in Lissabon verschilt van die in Amsterdam. De combinatie is me te veel en het lukt me niet meer om in mijn hoofd te treden, uit dit lichaam en uit dit moment dat de aanwezigheid moet verdragen van dit schreeuwerige gezelschap, van deze vacuüm getrokken plastieken zak. Ik worstel me recht, wil mijn lompe leden richting de automatische deuren dwingen en struikel half over de geschokt kijkende jongedame die net nog beweerde dat ze nog niet echt die leeftijd heeft, maar toch preventief met 'fillers' zou willen beginnen, want het is toch zo belangrijk om er verzorgd uit te blijven zien, weet je.

Ik mompel de enkele Portugese woordjes die ik ken, ze kijkt me met grote ogen aan terwijl er een 'nou' ontsnapt aan haar zwaar geplamuurde aangezicht. Als ik uitstap hoor ik ze nog 'Dit kan toch niet?' uitroepen tegen haar vriendin en ik denk dat ze spoedig oud zal worden in haar gedachten en dat de zwaartekracht en de trekken van haar mond zullen samenzweren om haar een eeuwig droevige uitstraling te schenken.

Schrijfsel
2 minuten

De straat geurt naar bloesem en wat ik in mijn gedachten geconstrueerd heb als jasmijn, al heb ik nooit de moeite genomen om dat te bevestigen door middel van een kleine praktijktoets. Al dat gemijmer is nergens goed voor, de lente komt eraan, en dat betekent dat de zomer dra volgt en aan m'n verwachte summer bod heb ik nog helegans geen sikkepit gedaan. Gezwind dat marathonschoeisel aan dus, selfiestick in de hand en meer kramp in mijn spasmisch vertrokken grijns dan in mijn overjaarse milt. #blessed

Ik slurp de matcha thee met liters tegelijk binnen en meng witte en roze en lichtgroene poeders door al mijn vloeibaar en minder vloeibaar voedsel. De organische zalf van aloë vera smeer ik centimeters dik uit over mijn hele lijf. Dat voorkomt kanker en geeft je lid een gezonde glans. Tijd voor nog een foto, penis in de hand en lachen maar. #health

De spuiten die ik in mijn hoofd laat pleuren zijn gevuld met botox - maar wel de biologische soort - en kinderzweet. Ze vernietigen de bovenste lagen van mijn huid compleet, maar daar zijn weer andere spuiten voor. Mijn glow is buitenaards en ik shine zoals nooit tevoren. Het is zo belangrijk om jezelf te aanvaarden zoals je bent. #self-love #body-positivity

Mijn lunch neemt algauw het grootste deel van de dag in beslag. Kiekjes en recepten delen, de juiste hashtags verzinnen. 't Is wel wat. Gestaag beklim ik de piramide. Nu ja, ik zeg piramide, maar ik bedoel natuurlijk multi-level marketing ponzi scheme. Onze cultleiders zijn momenteel niet beschikbaar omdat ze een andullatie ondergaan, maar dat betekent niet dat er niet gegrijnsd dient te worden. #nevernotworking

Na het ijsbad ga ik sporten in de sauna, daarna rust ik een tweetal uur uit in de ambulance. Wil jij ook minder werken, maar meer verdienen? Wil jij ook meer zelfstandigheid en eigen keuzes kunnen maken? Wil jij ook heelder dagen met je telefoon vastgeplakt aan je handen foto's en video's van jezelf nemen terwijl je je afbeult tijdens willekeurig gekozen tijdspannes? Wil je nooit meer ophouden met een griezelige sneer te etaleren? Wil je je leven loskoppelen van alle inhoud, oude vriendschappen en privacy? Enthousiast spring ik een gat in de lucht, werp mijn handen zo mogelijk nog hoger in de lucht en schreeuw bevestigend. #independence

Schrijfsel
3 minuten

Een fadozanger geeft het beste van zichzelf voor een nagenoeg lege straat, begeleid door een krakend bandje, een Portugese viola. Zijn smarten zijn kennelijk niet te overzien en reiken innig. Hij wordt aangestaard door een kater, die de ogen niet van de muzikant kan afhouden wijl hij traag z'n poten likt. De zonden van het beest moeten schromelijk zijn, want ook hij pinkt een traantje weg, en neigt de kop, sluit de ogen.

Tussen de tafels van de restaurants in de nauwe binnensteegjes zwalkt een bedelaar met een grote open wonde aan het been, schudt het potje met daarin enkele centen, een kauwgom in een kwitantie gedraaid, een vicieuze cirkel. Boven de man klinkt een snerpend geluid en een valk duikt laag over de met logo's van buitenlandse biermerken getooide parasols, landt dan op de uitgestoken arm van de valkenier die de horeca hier inhuurt om duiven op een afstand te houden.

Aan het water van Belém toont het plein een wereldkaart met de veroveringen en ontdekkingen van de Portugese avonturiers, jaartallen incluis. Daarop tekenen kinderen met krijt hun eigen werelden, zonder rekening te houden met de grenzen die door de platentektoniek zijn aangegeven. Daar hinkelt er eentje dwars door de Atlantische oceaan zonder ook maar een keer alsof te verdrinken. Tegenover de kaart bevindt zich het Padrão dos Descobrimentos, het Monument der Ontdekkingen, en je kan dat monument beklimmen. Helemaal op het verste puntje staat Hendrik de Zeevaarder, in zijn handen houdt hij een karveel. Raak het aan.

De bedding van de Taag verdwijnt en de kusten verdwijnen en alle gebouwen en de mensen en het land. In een visioen zie je alle wateren, zeeën, oceanen, rivieren, verbonden in een wereldwijd netwerk. Je ziet reuzenschildpadden rond de Galapagos-eilanden. Je hoort het dreunen van containerschepen in de Noordzee, het dreunen van oorlogsschepen in de straat van Taiwan. Je ziet vreemdsoortige lichten en onbekende levensvormen op de bodem van de Marianentrog. Je beschreit het verdrinken van vluchtelingen in de Middellandse Zee, de Griekse kustwacht gooide ze overboord. Onmetelijke vlakten en onderzeese bergen doorkruis je. 

Het visioen verandert, vervormt. Je bent temidden een stuk ongewilde woestijn, geklemd tussen Egypte en Soedan. Bir Tawil noemen ze het, maar je hebt geen idee waarom ze zelfs maar de moeite namen om het een naam te geven. Het is niemands land en er is geen levende ziel. Midden in de zandzee ligt het gehavende, geërodeerde hoofd van het standbeeld van Ozymandias, naar het schijnt de grootste farao uit de geschiedenis. Het stenen hoofd kijkt bedrukt naar de hemel, in de verzengende zon. Bijna hoor je op de achtergrond de fadozanger zijn zielenroerselen uitschreeuwen.

De geestelijke lente lijkt voorbij te zijn. Dan rest er enkel nog bier te drinken rond het kampvuur en het vuur dan uit te pissen alvorens half buiten bewustzijn het bed in te duikelen. De zon schijnt nog door de gaten in het dak van asbest en bereikt je gezicht. De zanger houdt maar niet op en verliest nog eenmaal zijn bruid, verkeert nog eenmaal in levensnood en keert nog eenmaal zijn hart binnenstebuiten. De kat spint en warmt op in een poel van licht. 

Schrijfsel
2 minuten

Op kousenvoeten dient het zich aan. Bijna onhoorbaar, maar aanhoudend. Volhardend. Knagend. Dat idee van een leven geleefd, een richting ingeslagen en een onvermijdelijke Sylvia Plath. Van een droom bezworen en ontsteltenis uitgehard in de lagen van de jaren. Alsof we vier decennia later zijn en ik het overschouwen al te lang heb uitgesteld.

Het is Arsène Goedertier die me komt halen. Hij bracht het paneel mee, 'De Rechtvaardige Rechters'. Maar de rechters zijn van het doek verdwenen en in hun plaats zetelen tien generaties Jacobsen en tien generaties Verschraeges. Vadersdochters en moederszonen. Ze kijken me streng aan en lijken wel levensecht. Ze bestaan niet meer enkel uit woorden en hebben de taal ingewisseld voor eeuwige wanhoop en minachting voor wie nog op een toekomst rekent.

Daar vind je de lach op het schilderij. Bij het kind dat we ooit speelden. Het stuift een grasbegroeide heuvel af en op en weer af. Het schreeuwt zich schor en is peuter, kleuter, puber en nog lacht het het leven bloot. Het eet biefstuk met béarnaise en deelt voor de eerste maal zijn lakens. Het kijkt naar morgen en ziet daar enkel liefde. Het lijkt wel bijna een mensje.

Ik wandel door de dagen en wijs naar alles wat verdwenen is.

Kijkvoer
2022

Vreugde en melancholie in de zonovergoten herinneringen van je jeugd. Vooraleer Paul Mescal de spierballen liet rollen in het totaal overbodige vervolg op Gladiator wist hij in Normal People (2020), deze Aftersun (voor mij de mooiste film van 2022) en All of Us Strangers (2023) op weergaloze wijze mijn natuurlijke zucht naar weemoed te bespelen.

Schrijfsel
3 minuten

Geflankeerd door Ferdinand Magellaan en Vasco da Gama, de haantjes-de-voorste van de Portugese ontdekkingssturm und -drang, struin ik door de straten van het laatmiddeleeuwse Lissabon. Op zoek. Het kruim van het lokale gilde der zeehelden achtervolgt ons op een drafje. Daar strooit Hendrik de Zeevaarder - amper een voet buiten Portugal gezet - ter zijner vermaak nog gauw enkele gouden reals voor de voeten van Fernando Pó, die zich zonder aarzelen op de aalmoezen werpt. Op zoek naar het water natuurlijk.

Het land Portugal ligt al sinds zijn de creatie van Lusitanië als Romeinse provincie als geheel naar het westen en zuiden gericht. Als een pijl naar alle streken waar nog geen naam voor was, naar volkeren die de deugden nog niet kenden van de middels gesel en karwats opgelegde beschaving. Geen wonder dat hier ontelbare avonturiers vertrokken, dromers, kaaljakkers, fortuinzoekers, pioniers en dwingelanden. Waar heb jij leren kaartlezen, Vasco? We hadden drie straten terug al moeten inslaan. Idiota.

Ik wenk Bartolomeu en Diogo (de broertjes Dias, weet je wel), en kruip in mijn palankijn die ze gezamenlijk meesjouwen, kreunende wervelkolommen incluis. Ik sluit de gordijntjes langszij en loop de lederen ruggen af van de boekdelen in mijn mobiele bibliotheek. De rest volgt op karren en in kisten. Gedragen door onderbetaalde kruiers die beter weten dan de roep van het water te beantwoorden. 

Duizenden zijn het er intussen en er zijn zij die beweren dat je te veel literatuur kan bezitten, die zeggen dat je al je boeken dient te lezen vooraleer er nieuwe aan te schaffen. Nee, hoor. Van sommige zaken in het leven hebben we steeds een rijkelijke voorraad nodig. Het moment van de dag, het gevoel, de plaats, het weer, het laatste gesprek dat je voerde en de eerste persoon die je verloor. Boeken zijn geen koopwaar, maar een noodzakelijkheid. Elk ogenblik heeft in zich het juiste boek voor de juiste mens. Ook als die mens zins is een nieuwe wereld te ontdekken. In mijn hart blijf ik verzamelen. Dragen, dus, boekensnollen.

Ons schip werd de Santo Francisco de Sales gedoopt. Vanop het dek werp ik een laatste blik op de stad. De stadswallen pront. Kerken puntig. Kathedraal als een belfort. De burcht een kroon over al-Us̲h̲būna en de Tagus die al dat schoons in tweeën knipt vanuit Santarém naar de Atlantische Oceaan toe. Op de kade staan Luís de Camões en Fernando Pessoa hand in hand in elkaars ogen te turen, ze lezen elkaar liefdesgedichten voor uit eigen werk.

Schrijfsel
3 minuten

'De kunst bestaat erin te blijven leven', sprak de jonge Afghaanse vrouw die ik ontmoette op de weg die loopt tussen Khan Younis en Cherson, het is dezelfde weg die loopt van Sanaa naar Mogadishu. Ze had helgroene ogen en sprak de treurigste zin die een mens ooit gesproken had, ze keek me glimlachend aan en haalde haar schouders op. 

Toen ik in een ander leven jong en spichtig was en droomde van het hebben van grootse dromen bevroedde ik al een iel laagje weemoed over het spanningsveld dat zich trillend tussen heden en wat moet komen bevindt. Het is hetzelfde gespannen vellum dat ternauwernood de afstand tussen geestelijke traagheid en de hybris van het weldenken overbrugt. Een voorafname op de waanzin.

In Gent weerklinkt in wat men noemt progressieve middens het soort taal dat amper een legislatuur geleden nog toebehoorde aan wie Vlaams is alvorens mens te zijn. In Antwerpen marcheert men alweer onder de schaduw van een adelaar en vergaloppeert de oppercitroen zich een hernia op de weg tussen Laken en het Schoon Verdiep, alwaar hij zich binnenkort weer zes jaar kan gaan beklagen mocht het in Brussel op een voorspelbare teleurstelling uitdraaien. In Sint-Niklaas leert niemand een lesje en in Oostende loop ik af en toe Peter Verhelst tegen het lijf die me niet herkent maar wel een Boek schreef.

Toen ik in een ander leven oud en bolvormig was en een jeugdige Otto Von Bismarck van adviserende waarzeggerij voorzag, sprak ik niet over de Nederlandse inzending voor het Eurovisiesongfestival en het idiote kapsel en de idiote muziek en de volstrekte idiotie van het hele gedoe, dat was nu eenmaal niet iets dat in hem het soort van intense harteroerselen opwekte waarvoor hij zijn Realpolitik links had laten liggen. Nee, ik sprak met hem over gepunte helmen en slechte vertalingen van Duitse woorden als 'tagtäglich' en op zijn beurt voorzag hij het trieste dieptepunt van de mensheid in het jaar 2024, een bewogen jaar zou het zijn, zo sprak hij, een bewogen jaar voor de sibbe der influencers, zo sprak hij en een traan biggelde over zijn wang.

'Je zou minder de krant moeten lezen, en wat meer poëzie', zei de jonge vrouw met de helgroene ogen en ik wist dat zij de waarheid sprak. We bevonden ons op de tergend trage weg naar Ithaka, op de boot ernaartoe althans, en ik wist dat spoedig alles vree zou zijn, dat spoedig alles stil zou zijn.

Schrijfsel
2 minuten

Firenze lonkt al en Lissabon lonkt al en het kwik daar zal tijdens mijn verblijf toch zeker vlotjes en meermaals de twintig graden overstijgen denk ik want hoe kan het anders net op het moment dat ik daar ben zal er toch geen storm voorbij walsen of zal er toch geen vorst heersen want de tijd van vorst is toch al lang geleden tijd zoals Abel die keer zong al ging dat lied daar niet over natuurlijk dat weet ik ook wel maar dat zijn de dingen waaraan je denkt of waaraan ik denk en ik hoop dat het er lekker warm zal zijn en dat er veel zon zal zijn en dat ik kan slenteren door de winkelstraten in t-shirt en korte broek en moet ik daar nu aan denken als je ziet wat hier op straat gebeurt wat een schande dat er in een land als België nog mensen zijn in vriestemperaturen buiten moeten slapen maar ja zeggen de mensen dan ja dat is toch eigenlijk hun eigen keuze zeggen ze want in België kan je als je het wil en als je ervoor openstaat toch altijd hulp zoeken en vragen zeggen de mensen dan wat weten de mensen want natuurlijk kunnen ze hulp vragen kunnen ze lekker op een van de ellenlange wachtlijsten gaan staan die ons land rijk is en kunnen ze vergeefs gaan aanschuiven bij volle opvanghuizen en kunnen ze vernederingen ondergaan en kunnen ze jarenlange wachttijden omarmen en kunnen ze maar beter zien dat ze voor die tijd niet verkleumen en verstijven en als een vervroren bevroren klomp ijs teruggevonden worden op de stoep wat een schande zullen de mensen zeggen dan dat zoiets in een land als België mogelijk is zullen ze zeggen.

Schrijfsel
3 minuten

Als ik de kunstmatig gekoelde terminal verlaat gutst het zweet me binnen de kortste keren van het lijf. Ik heb nog geen drie stappen gezet of een veertigtal beidende taxichauffeurs omsingelen me en slingeren me bedragen naar het hoofd die uitgedrukt zijn in roepies. Terwijl ik me stilletjes afvraag of ik niet beter eerst eens de wisselkoers van roepies en euries zou opsnorren duid ik de verheugde uitverkorene aan en die troont me snel mee naar een aftandse, stoffige, ooit witte Suzuki die een resem krassen, blutsen en barsten vertoont die stuk voor stuk groter zijn dan een muntstuk van twee euro. Al een geluk dat hier in de wijde omtrek geen Carglass te vinden valt. De rest van de kluit chauffeurs die ons nog achtervolgde druipt nu af.

Mijn chauffeur opent galant de kofferbak en nodigt me uit om mijn trekzak op de losliggende CNG-tank te zwieren. Ik houd de kleine rugzak, waar zich naast mijn paspoort en vliegtickets ook een boek, een wc-rol en tien pakken zakdoeken bevinden, bij me op de schoot. Op de achterbank is geen gordel te bespeuren. 'Very safe, sir', glimlacht de man naar mij. Hoeveel was zijn prijs naar het centrum nu weer, vraag ik nog. 'Good price, sir', om dan de wagen over een brede richel te jagen, dwars over de enige doorgang van parking naar de openbare weg vast te komen zitten en uit te stappen om de claxonnerende achterliggers op enkele obscene handgebaren te trakteren. 

'Name of the hotel?' vraagt hij eens we aan een gezapig tempo op een van de hoofdbanen rond Varanasi zijn aanbeland. De stad is een belangrijk pelgrimsoord voor hindoes, de wegen zijn dichtgeslibd en het spitsuur is nimmer voorbij. Er zijn volle witte lijnen op de banen en af en toe staan er ook verkeerslichten, deze worden vakkundig en consequent genegeerd. Ik zie een bord waarop staat 'Speed limit', maar hoe hoog die limiet dan wel ligt wordt nergens duidelijk. Er zijn werken die niet aangeduid zijn, zinkgaten in het midden van de weg, evenmin afgezet, rioolputten die deksels missen, koeien die zich tussen het verkeer hebben genesteld en lui op een plastieken zak kauwen. 'Your hotel, sir?' vraagt hij opnieuw, ik toon hem het adres van de Airbnb, en hij mompelt iets in zichzelf waarvan ik vermoed dat het geen lofzang is op mijn persoon. 

Vier luide telefoongesprekken later, waarin ik af en toe een half woord Engels meen op te vangen en tijdens welke ik bid tot het halve hindoeïstische pantheon opdat de man tussen het bellen en gebaren door toch af en toe een moment zijn stuur zou vasthouden, zegt hij dat we aangekomen zijn. Volgens Google Maps zijn we helemaal niet aangekomen, maar voor ik bezwaar kan aantekenen bevind ik me, zakken voor de voeten en enkele honderden roepies armer, ergens ver van het centrum van de stad. Een rund aan de overkant van de straat kijkt me laconiek aan en draait al gauw z'n achterste naar me toe. Achterop een scooter kruipen in de krappe steegjes van Varanasi doe je met een afgemeten dosis doodsverachting of je doet het niet. Voorwaarts dus, en ik spring met gusto achterop de eerstvolgende tweewieler die piepend en krakend voor me tot stilstand komt. Als daar maar geen goede verhalen van komen.

Schrijfsel
2 minuten

Dan hangt de vijgenboom van Sylvia Plath van de ene op de andere dag weer vol met een heleboel van de vlezige vruchten die niet zo lang geleden overrijp leken en vallensklaar, of die al lang op de grijsbetonnen vloerplaat waren neergesmakt, geplet en vertrappeld en vergeten. Die vijgenboom weerom, net nog de verzinnebeelding van een leven in halfopen, trillende handen. Ach en ik prees me toen al gelukkig dat mijn aangeboren gevoel voor dramatiek en melancholie me niet had teleurgesteld op de momenten die zoveel zouden betekenen.

Niet dat het allemaal kommer en kwel was. Niet dat het nu allemaal scheetjes van rozengeur en maneschijn zullen zijn, ik had trouwens nooit eerder last van fotogene flatulentie, maar ik kijk er met grote verwachtingen naar uit. Eens ironie en sarcasme moeten wijken voor pipi- en kakahumor wordt het duidelijk dat blijmoedigheid de ondergang zal zijn van het niveau van de woordelijke baksels die op deze digitale pagina's te kijk staan voor de verzamelde wereldbevolking. De trouwe lezer (en dan spreken we toch al snel over twee à drie sympathieke heerschappen en vrouwspersonen) zal zijn verwensingen sneller bedenken dan tong en stembanden ze kunnen kakelen en we mogen ervan uitgaan dat het streven naar de Nobelprijs voor de Literatuur, of, indien meer passend geacht, de Vrede, nu ook wel kan opgeborgen worden.

Het leven vastgegrepen bij de lurven, en de handen trillen nog steeds, witheet en gretig dit keer. Ik pluk de maanden als zoet vlees, tel de uren in haar ogen. Eventjes maar, in het ogenblik van een mensenleven. Het leven uit een dag, zoals A. F. Th. dat zo mooi verwoordde.

Ik kijk al uit naar morgen. En alle overmorgens die daarop zullen volgen. Als ik nu maar geen immer vrolijke spring-in-'t-veld wordt, 't Vliegend Spaghettimonster verhoede.

Schrijfsel
2 minuten

Eerst verdween ik in de bergen, om daar langs smalle passen en scherpe afdalingen te verdwalen. Ik denk dat ik er wel enkele dagen of drie jaar rondbanjerde, maar ik vond de weg naar Canossa niet en er was niemand waaraan ik het kon vragen, dus ik kon niet om vergeving smeken voor mijn talrijke zonden.

Wat me op de been hield waren de wonderwoorden van Boudewijn de Groot, de troost van Nick Cave, de hoop en glorie van Bruce Springsteen, de stem van Jan De Wilde die als je even niet oplet wel heel hard gaat lijken op die van mijn nonkel Joris. De wonderwoorden van iedereen die ze me wou toefluisteren, eigenlijk.

Noch bestemming noch eindpunt kende ik, die had ik op dat moment wel opgegeven, en doelloos bewoog ik bijgevolg mijn benen in de richting van de zon. Die speelde spelletjes met mij en ik draafde grote spiralen over een landschap dat mindere scribenten zouden omschrijven als onvergeeflijk. Ik wil maar zeggen dat zelfs het weinige geboomte daar het voorbijgaan van z'n schijnbestaan troosteloos stond te verbijten en het laatste overlevende gedierte de biezen aan het pakken was voor de lange trek beterwaarts.

Ik wachtte op niets, dus er kwam niets. Geen paus waarvoor ik me kon prosterneren, geen feeëriek droombeeld waarom ik stille tranen kon plengen. Cel voor cel werd ik van binnen naar buiten uitgebeiteld en met elke slag werd mijn tred lichter, met elke sprong reikte ik iets dichter tot dat grote oog aan de hemel dat me nergens heen leidde.

Dat was eerst. Later vond ik het nu terug. Plotsklaps ging dat. Geen schepen in de nacht maar zachte ogen en een lach waar Yevgueni wellicht nog een lied zal over schrijven. Dit bergpad in het nu is een tragel langs het water en een paradox. Dit pad leidt naar ergens, en wat kun je nu nog meer verwachten van zo'n pad.