De duizend en tweede, eeuwige nacht

2 minuten

'O, gelukkige koning', zei Sheherazade.

Op de stoffige weg tussen Bagdad en Damascus liep een bejaarde, bebaarde man die zijn ezel meevoerde aan de teugels. Toen een djinn hem de doorgang belette, onderwijl een huiveringwekkend gehuil uitstotend, vroeg de man hem: 'Hoe gaat het, mijn beste, djinn van het heilige leven en hoeder van deze weg?'

De djinn, die het gewend was geraakt dat men het schreeuwend op een lopen zette na zijn naar zijn mening nogal overtuigende toneelspel, plantte zijn voeten stevig in het zand en ontgordde met een brede zwaai het kromzwaard van aan zijn zij. 

'Vrees, bibber, beef, oude man. Kniel en zak ten gronde. Kus mijn voeten en sla uw ogen teneer. Vereer mij, vier mij, maak van mij uw bewaarder. Op straffe des doods', zo sprak de djinn.

De grijsaard was niet onder de indruk, keek even om naar de ezel die wat verspreide dorre stengels uit het zand aan het ziften was en rolde met zijn ogen. 

'Ik zal niet voor u buigen, vriend djinn, daarvoor is mijn oude rug te zeer gebroken. Knielen lukt me evenmin. Beven doe ik de hele dag door, al is het niet van de angst. Het kussen van uw voeten is voor mij even onrealistisch als de waandroom dat de vizier van de kalief mij tot echtgenoot van zijn jongste, meest geliefde dochter uitkiest, want niet alleen ben ik lelijk, ik ben armlastig bovendien en van lage geboorte. Het enige bezit dat me nog rest is deze ezel, al hangt daar wel een bijzonder verhaal aan vast.'

'Voor een bijzonder verhaal wil ik mijn toorn wel even opbergen, maar pas na een bevredigende afloop zal ik je laten passeren. Vertel me je naam en je verhaal, nestor.'

De oude man ging onder een struik nabij zitten om een beetje schaduw te kunnen vangen en ging van start.

'O, gelukkige djinn', zei de man, 'mijn naam is Vayu, en het verhaal gaat over een bejaarde man, op de stoffige weg tussen Bagdad en Damascus.' 

De djinn was geïntrigeerd en luisterde gespannen. Het zand rondom zijn voeten stoof zachtjes op en dan steeds harder.