Zonderland

2 minuten

Eerst verdween ik in de bergen, om daar langs smalle passen en scherpe afdalingen te verdwalen. Ik denk dat ik er wel enkele dagen of drie jaar rondbanjerde, maar ik vond de weg naar Canossa niet en er was niemand waaraan ik het kon vragen, dus ik kon niet om vergeving smeken voor mijn talrijke zonden.

Wat me op de been hield waren de wonderwoorden van Boudewijn de Groot, de troost van Nick Cave, de hoop en glorie van Bruce Springsteen, de stem van Jan De Wilde die als je even niet oplet wel heel hard gaat lijken op die van mijn nonkel Joris. De wonderwoorden van iedereen die ze me wou toefluisteren, eigenlijk.

Noch bestemming noch eindpunt kende ik, die had ik op dat moment wel opgegeven, en doelloos bewoog ik bijgevolg mijn benen in de richting van de zon. Die speelde spelletjes met mij en ik draafde grote spiralen over een landschap dat mindere scribenten zouden omschrijven als onvergeeflijk. Ik wil maar zeggen dat zelfs het weinige geboomte daar het voorbijgaan van z'n schijnbestaan troosteloos stond te verbijten en het laatste overlevende gedierte de biezen aan het pakken was voor de lange trek beterwaarts.

Ik wachtte op niets, dus er kwam niets. Geen paus waarvoor ik me kon prosterneren, geen feeƫriek droombeeld waarom ik stille tranen kon plengen. Cel voor cel werd ik van binnen naar buiten uitgebeiteld en met elke slag werd mijn tred lichter, met elke sprong reikte ik iets dichter tot dat grote oog aan de hemel dat me nergens heen leidde.

Dat was eerst. Later vond ik het nu terug. Plotsklaps ging dat. Geen schepen in de nacht maar zachte ogen en een lach waar Yevgueni wellicht nog een lied zal over schrijven. Dit bergpad in het nu is een tragel langs het water en een paradox. Dit pad leidt naar ergens, en wat kun je nu nog meer verwachten van zo'n pad.