Mundus Novus
Geflankeerd door Ferdinand Magellaan en Vasco da Gama, de haantjes-de-voorste van de Portugese ontdekkingssturm und -drang, struin ik door de straten van het laatmiddeleeuwse Lissabon. Op zoek. Het kruim van het lokale gilde der zeehelden achtervolgt ons op een drafje. Daar strooit Hendrik de Zeevaarder - amper een voet buiten Portugal gezet - ter zijner vermaak nog gauw enkele gouden reals voor de voeten van Fernando Pó, die zich zonder aarzelen op de aalmoezen werpt. Op zoek naar het water natuurlijk.
Het land Portugal ligt al sinds zijn de creatie van Lusitanië als Romeinse provincie als geheel naar het westen en zuiden gericht. Als een pijl naar alle streken waar nog geen naam voor was, naar volkeren die de deugden nog niet kenden van de middels gesel en karwats opgelegde beschaving. Geen wonder dat hier ontelbare avonturiers vertrokken, dromers, kaaljakkers, fortuinzoekers, pioniers en dwingelanden. Waar heb jij leren kaartlezen, Vasco? We hadden drie straten terug al moeten inslaan. Idiota.
Ik wenk Bartolomeu en Diogo (de broertjes Dias, weet je wel), en kruip in mijn palankijn die ze gezamenlijk meesjouwen, kreunende wervelkolommen incluis. Ik sluit de gordijntjes langszij en loop de lederen ruggen af van de boekdelen in mijn mobiele bibliotheek. De rest volgt op karren en in kisten. Gedragen door onderbetaalde kruiers die beter weten dan de roep van het water te beantwoorden.
Duizenden zijn het er intussen en er zijn zij die beweren dat je te veel literatuur kan bezitten, die zeggen dat je al je boeken dient te lezen vooraleer er nieuwe aan te schaffen. Nee, hoor. Van sommige zaken in het leven hebben we steeds een rijkelijke voorraad nodig. Het moment van de dag, het gevoel, de plaats, het weer, het laatste gesprek dat je voerde en de eerste persoon die je verloor. Boeken zijn geen koopwaar, maar een noodzakelijkheid. Elk ogenblik heeft in zich het juiste boek voor de juiste mens. Ook als die mens zins is een nieuwe wereld te ontdekken. In mijn hart blijf ik verzamelen. Dragen, dus, boekensnollen.
Ons schip werd de Santo Francisco de Sales gedoopt. Vanop het dek werp ik een laatste blik op de stad. De stadswallen pront. Kerken puntig. Kathedraal als een belfort. De burcht een kroon over al-Us̲h̲būna en de Tagus die al dat schoons in tweeën knipt vanuit Santarém naar de Atlantische Oceaan toe. Op de kade staan Luís de Camões en Fernando Pessoa hand in hand in elkaars ogen te turen, ze lezen elkaar liefdesgedichten voor uit eigen werk.