Het voorbijgaan
Ik voel dierbare levens en toekomsten als zand tussen mijn vingers glippen. Als ik daar was miste ik het vlakke land en hier mis ik de bergen. Daar was zoete eenzaamheid en zocht ik nabijheid, nu ik me bevind waar iedereen is zoek ik afzondering. Waar het Nederlands daar vloekt, zingt het hier en wenkt het mij. Als ik het van te nabij bekijk lijk ik bijna een palimpsest van mezelf, dus ik doe het maar niet.
Zij gelooft het nog niet, maar zij zal het beter doen. Het ligt daar aan de horizon, tussen de golven en de lucht. Het ligt daar zodanig te glinsteren dat je je ogen half moet sluiten om er naar te kunnen kijken. En terwijl dat gaande is rennen we in een vierkant en luisteren we nog eens naar Luc De Vos' betere wereld en volgens Tom Pintens houden de mensen zelfs in Charleroi van elkaar.
Bij het wegglijden van de mensen vloeien de uren. Dan verlies je elkaar uit het oog zonder dat je het beseft. En soms heb je zodanig lang niet gesproken dat zwijgen eenvoudiger schijnt. Tot ook dat te pijnlijk is geworden.
Ik denk aan haar bij elkeen die sterft, en ook bij ieder die leeft.
Laat ons het niet over de winter hebben. Laten we buiten gaan wandelen en de zon op onze huid voelen. Het water in de beken voorbij zien vloeien, onze voeten nat maken. De ogen opslaan. Vroeg opstaan op die momenten waarop dat zonder tegenzin is. Elders, hier. Morgen.
En zij uit het verleden, zij blijven bij ons in het al van onze toekomst en daar zijn leeuwen.
‘k ben de Alfa en de Omega, bromt hij zacht in zichzelf
ik heb de sleutels van de toekomst en het heden